Heiligenberg: duiventil in Leusden

DUIVENTIL.

Een bepleisterde bakstenen til op 8 hoekige grondslag met een 8 kantig met leien gedekt spits toelopend dak, vermoedelijk tussen 1827 en 1837 gebouwd. De voorzijde (westgevel) is naar het water gericht en vertoont een boogvormige deur met aan de bovenzijde van het gevelvlak een geschilderde klok. Aan weerszijden van de deur een gedrukte spitboogvormige vensteropening, dat door een houten plankier/beschot met ruitvormige opening is dichtgezet.

Aan de achterzijde (oostgevel) is op de verdieping een rondboogluik aangebracht. Ter weerszijden van dit laatstgenoemde luik en aan weerszijden van de deur zijn aan de bovenzijde 9 in rijen van 3 geplaatste halfronde vliegopeningen aangebracht, iedere rij voorzien van een aanvliegplank.

Aan de zuidzijde zit een gedenksteen met de volgende tekst:

BOUWJAAR CIRCA 1840

RESTAURATIE 1989

STICHTING DE BOOM

HISTORISCHE KRING LEUSDEN.


Een heerlijk recht

Het oprichten van een duiventil en het in het bezit hebben van een vlucht duiven was vroeger niet zomaar aan eenieder toegestaan. Het was een zogenaamd 'heerlijk recht', hetgeen betekende dat het voorbehouden was aan de adel en aan de hoge geestelijken, voor zover die grootgrondbezitters waren. Er werd een landgoed van een bepaalde oppervlakte vereist. De bepalingen hieromtrent verschilden echter van gewest tot gewest. Ook de dominee had soms duiven, waarbij de til dan in het bezit was van de heren kerkvoogden.

Kende men in Drenthe dus zijn eigen regelingen, eind 18e eeuw veranderde dat. In 1789 werden namelijk de slavernij, de horigheid, de heerlijkheid, de exclusieve jachtrechten en het recht van duiventil afgeschaft. Dat betekende niet dat de tillen verdwenen, wel dat er voortaan aan het bezit ervan andere voorwaarden werden gesteld dan voorheen. De gewone burger mocht dus beslist niet zomaar een duiventil met een flink aantal duiven hebben; hoogstens een paar koerduifjes, maar ook dat werd soms niet toegestaan.

Dat de regels die voor het houden van een duiventil golden wel eens werden overtreden, zal niemand verbazen. Vroeger waren het de buren die alle strafbare feiten waarvan zij kennis droegen, moesten aangeven op de 'goorspraak' (een gerecht bij de drost, die dan recht sprak over de te behandelen zaken). Later waren het de opzieners der jacht die een oogje in het zeil hielden.

Sinds 1807 moesten volgens het jachtreglement alle aanwezige torens en tillen jaarlijks worden geregistreerd. Pas met het van kracht worden van een nieuwe jachtwet in 1954 is deze registratie beƫindigd.


Bron: https://rijksmonumenten.nl/monument/507029/heiligenberg-duiventil/leusden/